Ihre Browserversion ist veraltet. Wir empfehlen, Ihren Browser auf die neueste Version zu aktualisieren.

Op- en ondergang van de firma Tönis, een gerenommeerd aannemersbedrijf.

In 1912 verloofde Anna Sanders, een dochter van smid Bernard Sanders van de Molenstraat, zich met Herman Tönis, zoon van de bekende Enschedese aannemer Johannes Marinus Tönis. Herman was net als firmant in het bedrijf van zijn vader aan de Nassaustraat opgenomen, een timmerwerkplaats die in de loop der tijd was vergroot tot timmerfabriek. De naam was gewijzigd in J.M. Tönis & Zoon.

 

 Herman Tönis trouwde op 22 april 1914  met Anna Sanders.

Herman besloot voor zijn toekomstige vrouw een nieuw huis te bouwen en vond een stuk grond aan de Oldenzaalsestraat. In augustus 1913 werden de plannen bij de gemeente ingediend, en een jaar later was het huis al af. Toen Herman in 1914 met zijn Anna trouwde, kon hij vol trots zijn bruid over de drempel dragen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Het nieuwe huis van Herman Tönis en zijn vrouw Anna Sanders aan de Oldenzaalsestraat.

                                            Herman Tönis en Anna Sanders

 Anna Tönis-Sanders met haar zoontje Ben .  Tweede persoon van rechts is Herman Tönis. In het midden de vader van Anna,  de trotse opa Bernard Sanders. 

Herman wist dus van aanpakken. Dat had hij niet van een vreemde. Zowel zijn vader als zijn grootvader hadden in Enschede hun sporen al verdiend. Zij bouwden  o.a.  het gemeentehuis van Lonneker aan de Hengeloscheweg (1861). Hiermee was een bedrag van f 4.195 gemoeid. In 1865 bouwden ze voor f  9.878 het Oudemannen-en-vrouwenhuis aan de Molensteeg en in 1868 voor f 26.985 het Larinksticht, een klooster met school.

Het Oudemannen-en-vrouwenhuis aan de Molensteeg, in 1985 gebouwd door aannemer Tönis naar ontwerp van architect G.D. Niermans. In 1912 werd het gebouw vergroot, zodat men ruimte had voor 80 personen. 


 Het Larinksticht, een klooster met school (1868).

In 1872 bouwden ze de tweede openbare lagere school aan de Zuiderhagen, hoek Windburgsteeg. De school werd al gauw de Bloemendaalschool genoemd, naar het eerste hoofd, de heer S. Bloemendaal. De Zuiderhagen was de derde locatie voor deze school. Oorspronkelijk lag ze aan de Botermarkt en werd ze de Boterschool genoemd. In 1827 verhuisde ze naar de Haverstraat, hoek Oude Markt, waar ze de bijnaam Kerkhofschool kreeg. Toen de school in 1872 weer verkaste, trok het kantoor van Van Heek & Co. in dat pand.

 

 De Bloemendaalschool, gebouwd in 1872 onder leiding van de gemeentearchitect G.D. Niermans.

In hetzelfde jaar kregen ze opdracht tot het ‘daarstellen van het Volkspark’. Dit hield volgens de aanbesteding in:  “Het afgraven, ophogen en egaliseren, het daarstellen van de waterpartijen en het maken van de rij- en wandelpaden. Het bezoden van glooijingen en perken.” Met dit alles was een som van f 8.800 gemoeid. Tevens bouwde Tönis de  restauratie met kasteleinswoning in het park voor f 17.774. Inbegrepen waren:  bruggen,  muziektent, schommels,  banken en tafels.

De familie Van Heek had de gemeente Enschede aangeboden om het erve Goolkate, eigendom van de gemeente, tot een park voor arbeiders te creëren, om zo een gelegenheid tot ontspanning te scheppen en cafébezoek en misbruik van sterke drank tegen te gaan. De gemeente aanvaardde het aanbod, want Van Heek betaalde de kosten van aanleg. Het park, 11,5 ha groot, werd ontworpen door Dirk Wattez. Op 2 mei 1874 vond de feestelijke opening plaats.

 De aanleg van het Volkspark in 1872.

 Algemeen Handelsblad 26 augustus 1872

 

De restauratie van het Volkspark, gebouwd  door aannemer Tönis in 1873. Als dankbetuiging en ter nagedachtenis aan de stichter H.J. van Heek werd namens de burgerij van Enschede en Lonneker een gedenknaald geschonken.

 

Ook veel textielfabrikanten hoorden in die periode tot de klantenkring van Tönis. Zo bouwde de aannemer in 1867 voor Nico ter Kuile een stoomkatoenspinnerij en -weverij, gelegen op een terrein aan de spoorweg nabij de Oldenzaalsestraat. In 1902 verrichtte Tönis bouwwerkzaamheden bij Blijdenstein & Co en in 1912 bij J.F. Scholten & Zonen. In 1915 bouwde hij nogmaals een weverij, dit maal voor de Gebr. Van Heek-Schuttersveld. Tevens kreeg Tönis geregeld opdracht van Van Heek & Co om hun fabrieken te vergroten.

Andere Enschedese opdrachtgevers van Tönis in die tijd waren de Enschedesche Machinefabriek en IJzergieterij, het Openbaar Slachthuis en de Gemeentelijke Gasfabriek. Maar Tönis bouwde ook wel elders. Zo bouwde de firma in 1919 een rooms-katholieke pastorie in Aalten, naar een ontwerp van de Enschedese  architect Joh. Sluimer.

Herman Tönis bouwt de ene villa na de andere

De firma Tönis heeft in haar bestaan zowel voor woningbouwverenigingen als voor particulieren gebouwd. Zo kreeg ze in 1879 van Albert Jan  Blijdenstein de opdracht om het buitenhuis op het Amelink te vergroten tot een villa met verdieping. Voor H.W. ter Kuile bouwde het aannemingsbedrijf in 1911 een villa aan de Rembrandtlaan 8, naar een ontwerp van de Amsterdamse architect Jan Stuyt. Hiermee was een bedrag van f 27.428 gemoeid.

 

Villa het Amelink in 1890.

 

 Villa Rembrandtlaan  8 gebouwd onder architectuur van Jan Stuyt. 

In 1924 kreeg Herman Tönis van zijn schoonvader Bernard Sanders groen licht om aan de Lasondersingel 125-127 een dubbel herenhuis neer te zetten. Dit geschiedde natuurlijk zonder aanbesteding.  De familie Sanders bewoonde nr. 127 en verhuurde nr. 125. In 1927 bouwde Tönis tevens aan de Lasondersingel nummer 115, 117 en 119, drie herenhuizen onder één kap. Het linker huis werd door Hermans broer Jan betrokken en het middelste huis door zijn moeder, Ludowica Tönis-Pierik. Ook kreeg hij van zijn zwager B.J. de Bruijn, de  machinefabrikant, opdracht om aan de Oldenzaalsestraat 207 een herenhuis te bouwen.

 Het dubbele herenhuis van Bernard Sanders, 1924.

 

 Lasondersingel 115, 117 en 119 werden in 1927 voor eigen gebruik gebouwd.

 

                                                                      Het herenhuis van machinefabrikant B.J. de Bruijn aan de Oldenzaalsestraat 207

 

 

Bovenstaande bouwwerken zijn slechts een kleine greep uit het oeuvre van aannemersbedrijf Tönis. Interessant is nog te vermelden dat begin jaren ’20 van de vorige eeuw het bedrijf zowel van de Apeldoornse woningbouwvereniging ‘De Goede Woning’ als van de Apeldoornse woningbouwvereniging ‘Beter Wonen’  opdrachten kreeg. Het ging hierbij in totaal om 189 volkswoningen, waarmee een bedrag van f 1.064.000 was gemoeid. Vanwege de grootte ging Tönis & Zoon een samenwerking aan met de Enschedese aannemer G. de Herder. 

Toen op 1 januari 1923 Hermans vader overleed kwam zijn broer Jan in het bedrijf. Noemenswaardig is dat hun vader Johannes Marinus de gemeentelijke brandweer dertig jaar heeft gediend, waarvan de laatste vier jaren als directeur. In 1926 richtten de broers een nieuwe vennootschap op onder de naam Firma  H. en J.H. Tönis.

 

Een opmerkelijke opdracht, door het gemeentebestuur gekwalificeerd als ‘lelijk karweitje’, kregen de broers in juli 1927, zij het niet zonder slag of stoot. De torenspits van de N.H. kerk aan de Oude Markt was te zwaar en moest vervangen worden door één van hout. 

 

B&W van Enschede besloten om de aanbesteding onderhands te laten verlopen omdat voor deze klus alleen een aantal bekwame aannemers in aanmerking kwamen. Tönis bleek de laagste inschrijfster, echter voor een som aanmerkelijk hoger dan de begroting. De firma is tenslotte bereid gevonden het werk uit te voeren voor f 15.860,  een kleine drieduizend gulden boven de begroting. Tevens werd door Tönis bedongen dat de uitkeringen bij ziekte en regen door de gemeente zouden worden betaald. Al in november van dat jaar konden de inwoners van Enschede de nieuwe spits bewonderen. Deze paste veel beter bij de van oorsprong in laat-Romaanse stijl gebouwde kerktoren. De nieuwe spits leek weer op de oude spits uit 1480.

 

 



 

De firma Tönis zet de kerktoren in de stijgers, augustus 1927. Foto : Fotoarchief Brusse Enschede

Herman Tönis bouwt ‘t Ribbelt

In hetzelfde jaar 1927 kwamen er tussen  de gebroeders Tönis en de eigenaren van erve ’t Ribbelt gesprekken op gang om de grond van dit eeuwenoude erf bouwrijp te maken. Samen met collega-aannemer W.L. Kemper ontwierp Tönis eerst een stratenplan. Dit ontwerp voldeed echter niet aan de uitbreidingsplannen van de gemeente Lonneker. Na onderling overleg kwamen beide partijen toch tot overeenstemming, waarna het stratenplan op 18 december 1928 door de gemeente Lonneker officieel werd goedgekeurd. Voor de ontwikkeling van het bouwterrein werd op 1 mei 1929 de firma Exploitatie erve ’t Ribbelt opgericht. De vennoten  bestonden uit de grondeigenaren erven Bos en G. Kromhof en uit de aannemers gebroeders Tönis en W.L. Kemper. Makelaar H. Scholten, getrouwd met vennoot F.H. Bos, kreeg ook bevoegdheid om namens de nieuwe firma te tekenen. De grond waarop de straten waren geprojecteerd, werd door de firma voor één gulden aan de gemeente verkocht. Hierdoor kwamen de kosten van aanleg en onderhoud van deze straten voor rekening van de gemeente Lonneker. De aanleg werd door de gemeente, hoe kan het ook anders,  aan Tönis en Kemper gegund, waarmee een bedrag van f 41.500,- gemoeid was. Als aspirant-koper van een bouwperceel had men de keuze tussen zelfbouw  of bouw door de aannemers Tönis en Kemper. Makelaar Scholten deed natuurlijk de verkoop van de percelen, met of zonder woning. Dit ‘samenspel’ binnen de firma zorgde voor een optimale exploitatie.

 Tubantia, 30 september 1931

 

Ondanks de crisisjaren waren de exploitanten van het erve ’t Ribbelt tevreden. Dit kwam onder andere doordat de prijzen van de bouwmaterialen in deze periode flink daalden, terwijl de verkoopprijs van de nieuwe woningen vaststond. Zeg maar gerust: de heren streken een enorme winst op.

 

  Tubantia, 16 september 1930

Het favoriete type woning op  het Ribbelt was de erkerwoning. Kijk maar in de Dahliastraat, Irisstraat, Goudbloemstraat en Crocusstraat. De bouwprijs van één woonblok met twee erkerwoningen, lag destijds tussen de f 4.000 en f 5.000. De versnippering van het oude erf in bouwkavels betekende ook de sloop van de eeuwenoude boerderij ’t Ribbelt, die zich in augustus 1929 voltrok. Al in 1280 werd het erve ’t Ribbelt, woonhuis van Alhardus Rybboldinch, genoemd als eigendom van de heren van Bentheim-Steinfurt. In het oudste leenboek van Steinfurt staat dat de borgmansfamilie Voet ermee beleend wordt. De boerderij lag precies in de driehoek Dahliastraat, Hoge Boekelerweg en Crocusstraat.

 

         Alvorens de boerderij in augustus 1929 werd gesloopt, kreeg de bekende schilder Gerard Krol van de familie Bos de opdracht deze te vereeuwigen op twee schilderijen. Hier ziet u ‘Het ‘nieneand’ - de achterzijde - van boerderij ’t Ribbelt.

 

 Jan-Ferdinand Bos bouwde in 1930 aan de Floraparkstraat een nieuw onderkomen. Villa ‘de Boskamp’ wordt anno 2017 nog steeds bewoond door een nazaat.  

Midden jaren ’30 werd het plotseling stil rond het aannemersbedrijf Tönis en in 1940 ging het failliet. Hoe was het mogelijk dat zo’n succesvol bedrijf in zo’n korte tijd ten onder ging? De crisisjaren eisten natuurlijk hun tol, maar dat was niet de voornaamste reden. Het bedrijf raakte in diskrediet door de escapades van firmant Herman Tönis. Toen Herman de bijnaam dr­tusn­in kreeg, was de maat vol. In Enschede werden zijn uitspattingen uiteindelijk niet getolereerd. De opdrachten bleven uit. Ook de familie Sanders deed hem in de ban. In 1936 overleed Anna Tönis­ Sanders aan een ziekte veroorzaakt door het onstuimige leven van haar man.