Ihre Browserversion ist veraltet. Wir empfehlen, Ihren Browser auf die neueste Version zu aktualisieren.

 

Was het bombardement van Enschede op 22 februari 1944 wel een vergissing?


Op dinsdag 22 februari 1944 werd Enschede gebombardeerd. Per vergissing, zouden de Amerikaanse piloten later beweren. Ze kwamen van Bocholt en dachten boven Münster te vliegen. Het klinkt onwaarschijnlijk, want Münster was begin 1944 al platgebombardeerd. Nog maar tien procent van de gebouwen stond er overeind. Waarom zou je er überhaupt nog met je bommen naartoe vliegen? Bovendien: Münster ligt 70 km ten oosten van Bocholt. Ze hadden dus gewoon rechtdoor moeten vliegen. In plaats daarvan maakten ze bij Bocholt een haakse bocht en kwamen in Enschede terecht, 44 km noordelijker. Die plotselinge koerswijziging maakt het verhaal ongeloofwaardig. Het was die dag zonnig weer en het zicht was prima. Enschede lijkt dus wel degelijk het doel te zijn geweest.

 

Kaart van Enschede met in donkerblauw de gebouwen die tijdens het bombardement van 22 februari 1944 werden beschadigd of vernietigd. De kerken zijn gemarkeerd met een ‘K’, machinefabriek Sanders aan de Bleekerstraat met een rode ‘S’. Tijdens het bombardement werden ca. 40.000 brandbommen en vijf zware brisantbommen afgeworpen. Het merendeel van de brandbommen viel in de lichtblauwe strook. De vijf brisantbommen vielen allemaal dichtbij machinefabriek Sanders. 

Op dezelfde dag werd Nijmegen gebombardeerd. Daarbij kwamen 800 inwoners om het leven. Ook dit bombardement staat te boek als een ‘vergissing’. Historicus Joost Rosendaal, docent aan de Radboud universiteit, vindt dat onzin. Toen de doelen boven Duitsland wegens slecht weer onbereikbaar bleken, kozen de Amerikanen welbewust de steden Nijmegen, Arnhem, Deventer en Enschede als gelegenheidsdoel. De amateur­historicus Thijs van Woerkom gaat nog een stap verder. Hij noemt het bombardement van Nijmegen een ‘radicaal uitgevoerde precisieaanval’. De binnenstad werd namelijk getroffen door laagvliegende bommenwerpers die uitstekend wisten wat ze deden. De aanval had tot doel om alle hoge observatieposten die uitzicht boden op mogelijke landingsterreinen aan de overzijde van de Waal en ten westen van Nijmegen − zoals kerken en hoge gebouwen − te verwoesten. De aanval was dus bedoeld als voorbereidend werk voor de opmars van de geallieerden, aldus Van Woerkom. De Amerikanen zouden veel hebben geleerd van hun moeizame opmars vanuit Zuid­-Italië. Daar hadden ze ‘vergeten’ voorafgaand aan de invasie de hoger gelegen observatieposten van de Duitsers uit te schakelen.

Als Van Woerkom gelijk heeft, en de Amerikanen doelbewust Nijmegen bombardeerden, dan zal vermoedelijk ook het bombardement op Enschede geen ‘vergissing’ zijn. Laten we daarom eens goed de kaart bestuderen waarop de gemeente Enschede alle gebouwen heeft laten intekenen die bij het bombardement van 22 februari 1944 beschadigd of vernield werden. Het patroon op de kaart zegt veel over de wijze waarop het bombardement werd aangepakt. De Amerikanen kwamen aanvliegen vanuit het zuiden − Haaksbergen – en lieten talloze brandbommen vallen toen ze de Pathmossingel naderden. Op 200 meter van de machinefabriek van Sanders vielen vijf grote brisantbommen. Alleen de magazijnen en kantoren van Sanders werden vernietigd. De fabriekshallen bleven gespaard.

 

Alleen de kantoren en het magazijn van Sanders werden verwoest. Foto: Wouter van Gool.

De Janninksweg met rechts naast de fabriekspijp het dak van de gespaard gebleven fabriekshallen van de machinefabriek Sanders.

Het bombardement werd even gestopt toen de binnenstad werd genaderd. Verderop werden vervolgens weer brandbommen gegooid bij enkele hoge gebouwen: bij de Jozefkerk aan de Oldenzaalsestraat, de Mariakerk aan de Deurningerstraat en de Ambachtsschool aan de Boddenkampsingel. Die laatste brandbommen leidden overigens alleen tot ernstige schade bij de ambachtsschool: de zolderverdieping brandde uit.

Kunnen we uit het patroon op de kaart iets afleiden? Het lijkt erop dat de Amerikanen een herhaling van wat in Zuid­Italië was gebeurd wilden voorkomen, en de weg in Enschede dus wilden ‘vrijmaken’ voor een snelle doortocht van de geallieerden richting vliegveld en Oldenzaal. Toen al, begin 1944, zullen zij hebben beseft dat Enschede vanuit het zuiden, vanuit de richting Haaksbergen zou moeten worden bevrijd. Het lijkt er echter ook op dat niet alleen hoge gebouwen het doelwit zijn geweest, maar ook machinefabriek Sanders aan de Bleekerstraat. Daar vlakbij vielen namelijk de enige brisantbommen die die dag boven Enschede werden afgeworpen. Brisantbommen staan bekend om hun explosieve kracht en verwoestende werking.

Oud­-werknemers van Sanders die in een greppel langs het spoor bij de fabriek dekking zochten, hebben altijd al het idee gehad dat deze brisantbommen voor hen bedoeld waren. De bommen werden afgeworpen door het laatste vliegtuig in de formatie. Het is niet bekend welk vliegtuig dat was en welke bemanning daarin zat. Van bijna alle vliegtuigen in de tweede wereldoorlog zijn de whereabouts bekend, behalve als het om geheime missies gaat die mogelijk tot schadeclaims leiden. Vermoedelijk had de piloot dus vlak voor het opstijgen in Engeland mondeling een field order gekregen met het geheime doel van de expeditie, dat nooit op papier is vastgelegd en dus officieel niet te traceren valt.


Dat machinefabriek Sanders uitgeschakeld moest worden, blijkt uit de Oranjekrant van  1 augustus 1943, waarin een lijst is opgenomen van Nederlandse bedrijven die als eerste in aanmerking komen om gebombardeerd te worden. Deze bedrijven – waaronder Sanders in Enschede en Dikkers in Hengelo – produceren voor Warsitz­Werke Amsterdam. Ze werken mee aan het A4­ Programm. A4 stond voor Aggregat 4, een typeaanduiding van de eerste onbemande ballistische raket, ontwikkeld door Wernher von Braun: de V2.

Lijst met Nederlandse bedrijven die voor Warsitz­Werke Amsterdam produceerden en daarom als eerste in aanmerking kwamen voor bombardementen.

De machinefabriek aan de Bleekerstraat in de oorlog De machinefabriek van Sanders aan de Bleekerstraat had bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog voldoende onuitgevoerde orders in bewerking. Na de capitulatie kwamen daar veel reparatieorders bij waaronder het herstellen van bruggen. Naarmate de oorlog voortduurde werd het steeds moeilijker om Nederlandse opdrachten binnen te halen. Het werd al snel duidelijk dat Sanders veel te weinig werk had om de productie in volle omvang in stand te houden. Hein Sanders zou Hein Sanders niet zijn geweest als hij hierin had berust. Hij moest en zou tegen iedere prijs ‘zijn’ onderneming in bedrijf houden en winst maken. Daarom besloot hij zijn contacten in Duitsland aan te spreken, en niet tevergeefs. Spoedig kwamen de eerste orders van Kampnagel uit Hamburg binnen. Deze orders kwamen aanvankelijk niet van de Wehrmacht. Omdat zijn bedrijf voorzien was van voldoende ‘civiele’ opdrachten uit Duitsland, kon Sanders lange tijd militaire orders van de Duitsers weigeren. Produceren voor de Duitsers had nog een ander voordeel: de werknemers werden bijna allemaal vrijgesteld van werk in Duitsland. Uit archiefstukken blijkt dat Sanders in de loop van de oorlog toch opdrachten van de Wehrmacht kreeg toebedeeld. Of dit geheel vrijwillig gebeurde, valt niet meer te achterhalen. Zo maakte Sanders voor de Warsitz­Werke te Amsterdam onderdelen van de V1 en V2. Dr. Lou de Jong, de bekende historicus, schrijft in zijn standaardwerk over de Tweede Wereldoorlog dat Nederlandse bedrijven een jaar lang alle onderdelen geproduceerd hebben van de motor voor de V2 zonder dat men in een van die bedrijven besefte waar die onderdelen voor bestemd waren.

 

Dat er bij Sanders niet alleen  maar Duitse civiele opdrachten werden gemaakt  bewijst deze “Bescheinigung” waarin  te lezen staat dat er spraken is van “Ausfürung kriegswichtiger Aufträge”.

Het personeel bij Sanders had wel een vermoeden. Zo sprak ik onlangs met een hoogbejaarde oud­werknemer, die zelf aan deze onderdelen had gewerkt. Hij vertelde dat Hein Sanders regelmatig kwam kijken hoe zijn werk verliep. Dat was hoogst ongebruikelijk, want Hein vertoonde zich bijna nooit in de werkplaats. De zoon van Theo Sanders − een neef van Hein die in de fabriek werkte – vertelde me onomwonden dat zijn vader had gewerkt aan raketonderdelen van de V1 en V2. Volgens mijn beide bronnen had de firma Dikkers uit Hengelo bij Sanders in de fabriek een afdeling waar het merendeel van de arbeiders niet mocht komen. Daar gebeurden ‘geheimzinnige dingen’.

Hoewel Sanders in de oorlog volgeboekt was met Duitse opdrachten, staat in het  bedrijfsarchief zelden omschreven wat er precies gemaakt werd. Wel bekende opdrachten waren het vervaardigen van 2500 ijzeren ringen voor éénmansgaten en het maken van wagendraaikranen voor op de onderstellen van treinwagons, voor het laden en lossen van zware onderdelen. Al dat werk zorgde ervoor dat Sanders de eerste vier jaren van de oorlog met winst draaide.

 Wehrmachtsorder aan Sanders.

 Sanders produceerde voor de Wehrmacht wagendraaikranen die op treinwagon onderstellen werden geplaatst om zo zware onderdelen te kunnen laden en lossen.

Sanders was lang niet het enige Nederlandse bedrijf dat met de Duitsers samenwerkte. Veel Nederlandse ondernemers gingen er in het begin van de oorlog vanuit dat Duitsland de oorlog zou winnen en dat ‘economische collaboratie’ onvermijdelijk was. Samenwerken met de Duitsers zagen ze als een noodzakelijk kwaad.  Je moest immers opdrachten behouden om te kunnen overleven. Bovendien hadden de Duitsers genoeg middelen om samenwerking af te dwingen. Bij een weigering liep je het risico dat je bedrijf gesloten werd of overgenomen,  of dat je arbeiders in Duitsland te werk zouden worden gesteld. Allemaal prima redenen voor de bedrijfsleiding om collaboratie te vergoelijken. Na de oorlog pakte de overheid de economische collaborateurs zeer mild aan. Er werden 30.000 collaboratie­dossiers aangemaakt, maar 24.000 daarvan zijn nooit behandeld. Van de 6000 behandelde zaken werd het overgrote deel buitengerechtelijk afgedaan. Slechts ongeveer 10% kwam voor de strafrechter. Met het oog op de wederopbouw van Nederland werd belangrijke industrieën de hand boven het hoofd gehouden, zo ook Sanders. De Zuiveringsraad voor het Bedrijfsleven nam Sanders onder de loep, maar vond fors ingrijpen niet noodzakelijk, omdat het bedrijf hierdoor te gronde zou gaan. Dat was niet in het belang van de werknemers. Bovendien vond de Raad dat de verantwoordelijkheid voor deze economische collaboratie vrijwel geheel berustte bij Hein Sanders. Hij was feitelijk de enige bestuurder van het bedrijf en hij had met zijn overheersende persoonlijkheid telkens zijn zin doorgezet. Omdat Hein in maart 1945 plotseling was over leden, zag men af van vervolging.

                                            Hein Sanders, geëerd en verguisd.


Vanwege de slechte verstandhouding tussen Hein Sanders en de arbeiders in de fabriek werd er gezegd: “Hee koomp dr völs te genöadig of. Ze hadn um fealiks dood motn houwn.” Deze harde opmerking was het gevolg van het jarenlange tactloze optreden van Hein tegen zijn personeel. Meerdere personeelsleden van Sanders hebben na de oorlog hun eigen bedrijf aangegeven bij de Politieke Opsporingsdienst (POD). Saillant detail: toen was Hein Sanders al dood.