Ihre Browserversion ist veraltet. Wir empfehlen, Ihren Browser auf die neueste Version zu aktualisieren.

 

De Twentsche Stoomsteenfabriek van Smulders en Mulder.

 

Op 5 januari 1921 trouwde Annet, de oudste dochter van  Albert Sanders jr., met Gerrit Smulders, zoon van steenfabrikant  Jan Smulders van de Twentsche Stoomsteenfabriek  Smulders & Mulder in Lonneker.

 

Van oorsprong kwam de familie Smulders uit Tilburg. Generaties lang waren ze daar werkzaam in de landbouw en de steenbakkerij, maar Jan zag aanvankelijk meer brood in de houthandel. In 1888, toen hij  27 jaar oud was, trouwde hij met Petronella Kerkhofs uit Bladel. Twee jaar later verhuisden ze naar Arnhem, waar een goede collega van Jan woonde, de houthandelaar Johan Dirk Mulder. Naast de Veluwe wonen is wel handig, als je in hout handelt. Daar werden hun drie zonen geboren: Martien, Gerrit en Willem.

 De familie Smulders-­Kerkhofs. Van links naar rechts:  Jan, Martien, Willem, Gerrit en Petronella. 

In Twente was er door de sterke groei van de textielindustrie en de explosieve toename van de bevolking een enorme vraag ontstaan naar bouwmateriaal, zoals hout en stenen. Dat moest van heinde en ver aangevoerd worden, want ter plaatse was er niet voldoende materiaal voorhanden. Dat zal de ondernemende Jan Smulders op gedachten hebben gebracht. In de loop van 1897 werd hij mede­ firmant in de steenfabriek die zijn oom Frans Teurlings eerder dat jaar in Tilburg had opgericht. De leiding van deze firma Smulders & Teurlings liet hij echter al snel over aan andere leden van de familie, want hij wilde een eigen steenfabriek beginnen in Enschede.

  De steenfabriek Smulders & Mulder, geschilderd door Gerard Krol rond 1935.

Even ten noorden van het dorp Lonneker had hij een geschikt stuk heidegrond gevonden, de ‘Braamberg’. Hier zat onder de één meter dikke keileemlaag een meer dan honderd meter dik tertiair zeekleipakket. Deze miljoenen jaren oude laag was uitermate geschikt voor de productie van rode bakstenen. Eind 1897 kocht Smulders het perceel heide aan en begin 1898 had hij de vergunning voor de steenfabriek rond, waarna hij het terrein ontgon en er een grote ringoven bouwde. Het voordeel van dit type oven ten opzichte van een veldoven is dat je continu door kunt blijven bakken.

Smulders investeerde de lieve som van 90.000 gulden om van start te kunnen gaan. Zijn vriend, de houthandelaar Mulder, was ondertussen ook geïnteresseerd geraakt en samen richtten ze op 18 mei 1899 de Twentsche Stoomsteenfabriek Smulders & Mulder op. Al snel kregen beide ondernemers te maken met tegenslagen. De klei bleek te vet en had een uitgebreidere bewerking nodig. Bovendien bleek dat de pas gevormde stenen kromtrokken, doordat het droogproces niet gelijkmatig verliep. Er waren dus nieuwe investeringen nodig voor de bouw van een drogerij, een gebouw van meerdere verdiepingen waarin het droogproces beter gereguleerd kon worden. Jacob Mulder, een broer van Jans vennoot, was bereid het kapitaal voor deze investering te leveren. Hij werd dus ook vennoot en nam voortaan de administratie van de firma voor zijn rekening.

 De drogerij gebouwd om het droogproces beter te laten verlopen. 

In mei 1899 besloot Jan Smulders met zijn gezin naar Enschede te verhuizen. In eerste instantie woonde de familie aan de Lage Bothofstraat 10, maar kort daarop huurde ze van de St. Jozefparochie een herenhuis gelegen aan de Oldenzaalsestraat, nr. 107.

                            Oldenzaalsestraat 107 Enschede. Het woonhuis van de familie Smulders-Kerkhofs.

 

De fabriek telde omstreeks de eeuwwisseling zeventig arbeiders, die werkten van ’s morgens zeven tot ’s avonds zes, behalve op zaterdag want dan stopte men al om ’s middags vijf uur. De arbeidsomstandigheden waren zeer zwaar en alleen werknemers met een goede lichamelijke conditie waren hiervoor geschikt.

 

 De werknemers van Smulders & Mulder. Achter het raam Jan Smulders. Zijn zoon Martien staat rechts bovenaan. 

 

 

  De Twentsche Stoomsteenfabriek Smulders & Mulder rond 1916. Foto: Coll. Stadsarchief Enschede

Het loon was echter relatief laag. Arbeiders in vaste dienst verdienden in die tijd gemiddeld ƒ 8,50 per week. Toch hadden de arbeiders in deze steenfabriek het niet zo slecht als je ze vergeleek met andere seizoenarbeiders, want in de drie wintermaanden waarin ze niet hoefden te werken, liep hun loon gewoon door. Smulders zelf stond voorlopig voor ƒ 25 op de loonlijst.

Hij moest immers zijn hoge investeringen − waarvoor geen vreemd vermogen was aangewend – terugverdienen. Voor hem en zijn vennoten was het eerst zaaien en dan oogsten. Pas negen jaar na oprichting werd voor het eerst winst gemaakt, en pas in 1910, toen de fabriek meerdere jaren achter elkaar winst had gedraaid, durfde Smulders een herenhuis te bouwen, en wel aan de Oldenzaalsestraat 161.

Perspectieftekening van het door Jan Smulders in 1910 gebouwde herenhuis aan de Oldenzaalsestraat 161. Na de tweede wereldoorlog werd dit huis verhuurd aan de arts J.H.Th Jansen. Deze koopt het huis eind jaren ’40 van de vorige eeuw. Tekening gemaakt door H. Franzen.

Het was een ontwerp van de architect A.L. Clemens. Vandaag de dag is nog goed zichtbaar dat het huis is gebouwd vanuit een ruime beurs.

Toen de twintiger jaren naderden, werden Jans zonen Martin en Gerrit meer en meer betrokken bij het bedrijf. Aan hun onbezorgde leventje kwam zo langzaam een eind. Zo nam Martin, gepassioneerd voetballer en jarenlang aanvoerder van voetbalclub PW, in april 1919 afscheid van de club, want hij kreeg een belangrijke functie in de fabriek en stond op het punt van trouwen. Op 14 mei was het zover en trouwde hij zijn vroegere buurmeisje  Jo Michorius. In april 1919 verhuisde het kersverse bruidspaar naar het nieuwe herenhuis dat de firma Smulders en Mulder op de hoek van de Oldenzaalsestraat en de Oude Deventerweg hadden laten bouwen, pal naast de fabriek

 Hein Sanders met zijn vrouw Truus de Bruijn ( achterin met hoed)  op bezoek bij de familie Smulders.  Achtergrond de steenfabriek en het nieuwe herenhuis van Martien en Jo Smulders-Michorius .

Het ontwerp was van architect H. Reijgers. Anderhalf jaar later trouwde zijn broer Gerrit Smulders met Annet Sanders. Zij kwamen aan de Lasondersingel 188 te wonen.

                                        Gerrit Smulders en Annet Sanders. 

De jaren 1908 tot 1930 waren voor Smulders & Mulder het meest succesvol. In deze periode werd het bedrijf verschillende malen vergroot. Zo bouwden ze in 1908 een kolossale drogerij, bestaande uit twee gebouwen van vier verdiepingen. In 1909 voegden ze er een kantoor aan toe en in de jaren ’20 een aantal arbeiderswoningen aan de Oldenzaalsestraat.

 Luchtfoto steenfabriek Smulders & Mulder Lonneker.

 

                                                                     Tubantia 1 augustus 1931

 

 Martien Smulders met zijn vader Jan . 

 

Kleigat Smulders wordt een openluchtbad en watersportpark

Door het afgraven van de klei ontstonden in de loop der jaren enorme kleigaten die vanzelf vol water liepen, als de graafwerkzaamheden waren afgelopen. Zo ontstond er een prachtig natuurgebied dat volgens Smulders weinig economische waarde had. Alleen de visvergunningen die hij verkocht, brachten enig geld op. Voor de aardigheid liet hij in januari 1929 een ijsbaan aanleggen. Het had toen zeer hard gevroren, zodat de zes meter diepe plas eindelijk bevroren was. De schaatsers mochten pas op het ijs, nadat Smulders een zware ijzeren balk over het ijs had getrokken die geen breuken en wakken veroorzaakte. De entree van deze grootste ijsbaan van Enschede en Lonneker bedroeg 20 cent en kinderen mochten voor half geld.

 

                                 Tubantia, 1 augustus 1931

 

Zomers bleek de waterplas bij vele zwemmers in trek. De recreanten kwamen er spontaan op af, en aanvankelijk lieten Smulders & Mulder ze begaan zonder entree te vragen. Maar toen de winsten bij de steenfabriek eind jaren ’20 terugliepen en er beginjaren ’30 verlies werd geleden, besloten de vennoten om één van de kleigaten als zwembad in te richtten. Misschien konden ze met de inkomsten uit het zwembad het verlies van de firma compenseren.

Officieel zou het bad pas in 1932 worden geopend, maar in augustus 1931 werd er al proefgedraaid. Dat werd meteen een groot succes. Toen het seizoen werd afgesloten met een positief saldo, besloten de steenfabrikanten in de winter van ’31­’32 verder in het openluchtbad te investeren. Ze legden vijf bassins aan van verschillende dieptes en voorzagen die van houten plankieren. Zo konden zowel geoefende als ongeoefende zwemmers gebruik maken van het bad.

Daar bleef het niet bij. Achter de vijf bassins lag een 3,5 ha groot wateroppervlak dat zeer geschikt was voor roeiers en kanoërs. Dus kochten Smulders & Mulder een groot aantal roeiboten en kano’s. Het openluchtbad werd voorzien van ligstranden en een theehuis, en tevens verrezen er 72 badhokjes, half voor de mannen en half voor de vrouwen. In het begin werd er één badmeester aangesteld, maar al spoedig kreeg hij versterking van een collega die speciaal werd aangenomen voor het zwemonderricht.

 

Martien Smulders samen met zijn zwager, Ben Michorius ( met hoed) en vier van zijn acht kinderen, vlnr : Jan, Nel, Riet en Trees. De twee dames rechts zijn onbekend.  Voor het Watersportpark werd destijds roeiboten en kano’s aangeschaft.

In 1933, midden in de crisistijd, verleende Smulders zijn medewerking aan een werklozenproject. Hij stelde hiervoor een bebost terrein achter de steenfabriek ter beschikking. Hier mocht een dertigtal werklozen een openluchttheater stichten. In zes weken tijd werd hier een amfitheater van 600 zitplaatsen uit de grond gestampt, voorzien van een groot toneel en rekwisieten­ en kleedruimten. Een vereniging van werklozen die ressorteerde onder de V.V.V. Lonneker, zorgde voor het beheer.

In 1937 besloot Smulders de exploitatie van het Watersportpark voortaan aan een stichting over te laten die speciaal hiervoor was opgericht door het Comité van Actie tegen Zedenverwildering. Dit comité streefde naar zweminrichtingen waarin mannen en vrouwen gescheiden van elkaar zouden zwemmen en zonnebaden.  In het weekblad het Roomsche Leven van 2 april 1937 werd dit initiatief van harte gesteund. Volgens dit blad waren de katholieken het misselijke gedoe bij ‘de zee op de hei’, het zwembad te Boekelo, helemaal zat. Ze vonden het walgelijk dat daar mensen thee zaten te slurpen en naar de naakte lijven van baders en baadsters zaten te loeren. Er werden bij het zwembad dusdanige voorzieningen getroffen dat elke katholiek er zonder bedenking naartoe kon gaan. Het seizoen daarop nam Smulders echter weer het heft in eigen handen. De archiefstukken vermelden niet waarom, maar we kunnen ons voorstellen dat door alle zedelijke maatregelen de omzet over het seizoen 1937 behoorlijk tegenviel.

 

                                     Martien Smulders bij  het theehuis van  het watersportpark

 

Gerrit Smulders vervulde destijds naast zijn werkzaamheden op de fabriek verschillende functies.  Zo werd hij op 23 februari 1929 benoemd tot bestuurslid van het Gesticht voor Oude Mannen en Vrouwen en in juni van dat jaar tot president van het comité voor het stichten van het Dr. Schaepmanfonds district Enschede. Eind 1930 werd hij directeur van de NV Steenhandel Twentsche en Gelderschen Achterhoek. Deze nieuwe firma was opgericht om de wereldcrisis het hoofd te bieden. Via een samenwerking tussen de grote steenfabrieken in Twente en de Achterhoek probeerde men het tij te keren. De nieuwe vennootschap was o.a. bedoeld als verkoopbureau van de aangesloten firma’s. Hierdoor werd de concurrentie tussen de deelnemers uitgeschakeld. Ondanks deze samenwerking werd al in oktober 1931 besloten om de productie bij Smulders tijdelijk stop te zetten. De reden: er kwamen geen orders meer binnen. Hierdoor verloren ca. 60 personen hun baan. Oprichter Jan Smulders maakte dit dieptepunt van de firma niet meer mee. Hij overleed op 21 januari 1931. Zoon Martien volgde hem op als directeur. Voor zoon Gerrit zou zich een geheel andere toekomst aankondigen. Eind jaren ’20 had vader Jan Smulders ‘fors’ geïnvesteerd in de NV De Bestsche Tricotweverij van de familie Willems. Na het overlijden van Jan stelde de familie Willems Jans erfgenamen schadeloos door hen de dependance van de NV Bestsche Tricotweverij in Budel te laten overnemen. Deze fabriek was gespecialiseerd in de productie van poloshirts.

Zo kwam het dat op 23 april 1934 het gezin Smulders­Sanders naar Weert verhuisde. Gerrit kreeg de leiding van de overgenomen fabriek die voortaan handelde onder de naam Rico Tricotagefabrieken N.V. Budel. Van crisis was bij de nieuwe firma geen sprake. In 1935 werkte de fabriek op volle kracht. De drukte was zo groot dat er dagelijks tot 21.00 uur werd doorgewerkt. Het aantal arbeidsters steeg van 30 naar 110. De fabriek ging zich toeleggen op het produceren van overhemden. Op 31 mei 1936 verhuisde de familie Smulders-Sanders naar Eindhoven. In 1942 werd de firmanaam veranderd in CV Confectiefabriek Gebroeders Smulders.

 

In de steenfabriek bij Lonneker bleef het in de jaren ’30 slecht gaan. Tot 1938 schreef de firma Smulders & Mulder rode cijfers. Toen er uiteindelijk weer winst werd gemaakt, kondigde de oorlog zich aan en die werd de eens zo machtige steenfabriek fataal. Na het binnenvallen van de Duitsers op 10 mei 1940 werd de productie aanvankelijk stopgezet, maar al spoedig kreeg Smulders opdracht om voor het vliegveld stenen te produceren, want de Duitsers hadden hier grote bouwplannen.  Zo leek het even de goede kant op te gaan met de fabriek, maar andere maatregelen van de bezetter werkten contrapruductief. Zo vorderden de Duitsers het Watersportpark voor eigen gebruik en bouwden ze een stel bunkers op het terrein. Aannemers die op het vliegveld werkzaam waren, mochten het fabrieksterrein als uitvalbasis gebruiken, en de schoorsteen werd ingekort voor de landende vliegtuigen. Ook legde de bezetter beslag op de grote drooghallen, want die konden ze goed gebruiken voor het drogen van turfblokjes die nodig waren voor de gasgeneratoren van auto’s.

Het enige wat de familie Smulders bleef, was het woonhuis, al kwam ook daar een keer een Duitser op bezoek. Een soldaat van de Wehrmacht had namelijk in de gaten gekregen dat er een piano in de woonkamer stond. Hij belde doodleuk aan en vroeg of hij erop mocht spelen. In februari 1942 werd er wederom aangebeld. Deze keer waren het hoge officieren die zonder te vragen door het hele huis liepen en alles inspecteerden. Martien Smulders werd gesommeerd om zo spoedig mogelijk te vertrekken, want de bezetter wilde hier een lazaret voor Duitse soldaten in vestigen. In ijltempo moest de familie toen een ander onderkomen zien te vinden.

Gelukkig kon de familie Holst in Enschede helpen. De vrouw van Smulders, Annet, had namelijk een zus Bets die getrouwd was met Johan Holst, vennoot van de firma G.B. Holst. Het toeval wilde dat het familiehuis van Holst aan de Gronausestraat 10 leeg stond. Dus verhuisde Martien met zijn gezin naar het grote huis naast de Hema. In oktober 1943 brandde de steenfabriek grotendeels af, waarna de Duitsers haar afbraken. Na de oorlog besloten de firmanten om de totaal vernielde fabriek niet meer op te bouwen.

De familie Smulders, hier staande in het portiek van het huis aan de Gronausestraat nr. 10, tijdens het voorbijtrekken van Engelse soldaten na de bevrijding. Foto: Fotoarchief Brusse Enschede

Na de oorlog ondernamen de familie en de gemeente nog verschillende pogingen om het watersportpark weer in bedrijf te nemen, maar tevergeefs. Uiteindelijk verkocht de familie in 1949 het gehele terrein aan de gemeente. In datzelfde jaar kwam de steenfabriek Smulders & Teurlings in Tilburg zonder directeur te zitten. Martien Smulders nam vervolgens de leiding op zich. Het gezin Smulders verhuisde naar Tilburg en hiermee kwam er een eind aan 50 jaar ondernemen van deze Brabantse familie in Enschede.

 

                                                          Gerrit Smulders met zijn vrouw Annet Sanders.